Zondag 17 maart, Nagasaki
Meteen naar het recept
De eerste volle dag in Nagasaki. Het ontbijt is traditioneel Japans: rijst, misosoep, een koolsalade, stukje vis, en natto. Dat laatste is adembenemend. Letterlijk. Ik krijg geen lucht. Natto bestaat uit gefermenteerde sojabonen, die als je er wat van met je stokjes pakt contact houden met de achterblijvers in het bakje via lange slijmerige draden. Als je natto kunt eten, ben je compleet geïntegreerd in Japan. Ik dus niet, en Eva heeft het na alle griezelverhalen niet eens durven proeven.
Allereerst gaan we naar Eva’s kamer. Omdat ik die graag wil zien, en ook om die enorme reistas van haar kwijt te raken. De tocht is per tram. Je koopt geen kaartje, maar gooit bij het uitstappen 120 Yen in de automaat, waarna de chauffeur iets van “goeie reis” mompelt, tegen iedere passagier apart. In de tram praat men liefst niet, en men kijkt elkaar ook niet aan, de ogen zijn vooral op de vloer gericht, of gewoon gesloten. Mobieltjes worden alleen gebruikt om op te kijken, niet om mee te bellen. Vrouwen en meisjes zitten en staan allemaal met de tenen naar binnen, mannen juist met de tenen naar buiten. Reclame-affiches hangen als vlaggen aan het plafond te wapperen, en er klinkt een onafgebroken duet van een irritant hoge vrouwenstem uit de luidsprekers die de haltes aankondigt en de basstem van de chauffeur die mededelingen doet als “Het stoplicht staat op rood, ik stop” of “Het stoplicht staat op groen, ik ga rijden”. Dat schijnt verplicht te zijn.
Eva’s kamer valt me reuze mee, hij is toch wel groter dan ik had gedacht, niet twee, maar drie meter in het vierkant! Mooi uitzicht op de omliggende heuvels. Grappig om eindelijk eens rond te kunnen kijken, want ik ken alleen maar het perpectief vanuit de camera van de laptop. De badkamer daarentegen is kleiner dan ik dacht. Volgens mij past die helemaal in een Nederlandse douchecabine, en dat is geen grap. Wastafel, bad EN toilet. Het aanrecht in de keuken is op Japanse maat gemaakt, je staat dus als lange Westerling aardig gebogen te koken. Ik begrijp Eva’s aversie tegen uitgebreid kokerellen nu wel.
Na Eva’s kamer bezoeken we de winkels waar ze haar boodschappen doet. Winkels zijn op zondag open. In de supermarkt lopen we minstens een uur rond, en ik maak -nadat ik toestemming heb gevraagd- er zeker honderd foto’s. Ik ben een illusie armer: ook hier puilen de schappen uit van Japanse versies van Knorr- en Maggipakjes en zakjes. Maar er zijn ook uitgebreide afdelingen verse vis (zie de octopus-armen op de foto) en vlees. Op de kipafdeling liggen verpakkingen die volgens mij vleugelpunten bevatten, anders zou ik niet weten wat het is. Ook allerlei botjes met schraapsel worden verkocht, en niet als diervoeding. Eva moet lachen, ik loop er net zo rond als in het museum de dag ervoor.
Als je zelfs geen zin hebt om een pakje of zakje te bereiden, dan kun je ook complete verse gerechten en maaltijden aanschaffen: bento, sushi, sashimi, onigiri, mochi, en tonkatsu en aanverwante gerechten. In tegenstelling tot de ‘verse maaltijden’ in Nederlandse supermarkten die geheel buiten het publieke oog worden bereid en met koelwagens aangeleverd, staan in Japanse supermarkten de koks al het lekkers in een etalage te maken.
Na de supermarkt gaan we naar de er naast gelegen FamilyMart, want Eva moet nog een aantal rekeningen betalen die in haar afwezigheid waren gearriveerd. Eén rekening is al over de datum heen, en wat gebeurt er dan? Dan kan je hem gewoon niet betalen en moet je een nieuwe rekening aanvragen. Per acceptgiro overmaken kan niet, de rekening moet contant worden voldaan. Bijna al het betaalverkeer schijnt met baar geld te gebeuren. De Japanse Convenience Store is de plek waar je de huur, je telefoonabonnement of je ziektekostenverzekering betaalt. Je kunt er drogisterij-artikelen kopen, drank, snoep, warme en koude snacks en bentoboxen. Je koopt er kaartjes voor concerten, verstuurt of ontvangt postpaketten, en je haalt er tijdschriften en mangaboekjes. Dit soort winkels zie je in grote steden op bijna ieder blok, en ook in kleinere plaatsen zijn ze te vinden.
De lunch eten we in een favoriet van Eva, een sushibar. Wij zitten in een ‘booth’, die staan haaks op de bar. Leuk hoor, in het midden staan de chefs van alles te bereiden, en dan zetten ze de gerechtjes op de lopende band. Gewone schoteltjes kosten 100 Yen per stuk (80 cent), bakjes zijn iets duurder. Maar met acht van die gerechtjes heeft een normaal mens wel genoeg gegeten. Thee is gratis en onbeperkt, je krijgt een beker met een zakje Bancha (grove groene thee), en je tapt heet water uit een kraantje bij je tafel. Af en toe komt een chef vragen of je een speciale wens hebt. Grappig, niet alleen sushi draaien rondjes, ook bakjes frites (met een Brits vlaggetje erin), en zoete gebakjes.
‘s Middags bezoeken we Dejima (wiki NL en EN), ooit het eilandje waar importgoederen Japan binnen kwamen. Oorspronkelijk was het bedoeld voor Portugezen, maar die werden in 1639 na een opstand van Christenen uit Japan verbannen. De enige handelslieden die tot halverwege de negentiende eeuw nog binnenkwamen waren vertegenwoordigers van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie en Chinezen en Koreanen, en dan uitsluitend in de haven van Nagasaki. Tegenwoordig ligt Dejima ingeklemd tussen trambaan en hoogbouw. Nagasaki is bezig Dejima te restaureren en ze willen zelfs de oorspronkelijke vorm weer herstellen zodat het weer een schiereilandje wordt. Nu staat er hoogbouw omheen, daar moet dan wel wat van gesloopt worden. In de (kleine) tuin van Dejima zien we de eerste kersenbloesem! In de museumwinkel koop ik twee stokjesleggers (hashioki) met afbeeldingen met Hollanders erop. Wel met een paraplu. Bestond die al?
Omdat Dejima helemaal gaat over de contacten met buitenlanders, is hier de toelichting ook in het Engels en Chinees. In de met tatami belegde ruimten staat Hollands meubilair, wat voor de Japanners exotisch is, net als de in achttiende-eeuwse stijl gedekte tafel met replica-gerechten.Eeuwenlang was het Japanners bij wet verboden om vlees te eten, de oudste verboden stammen uit het jaar 675 van onze jaartelling, toen de Boeddhistische keizer Temmu het eten van rundvlees, paarden, honden, apen en kippen taboe verklaarde. Later zou het eten van alle gevogelte en zoogdieren worden verboden, behalve dat van walvissen die men als vissen beschouwde.
De slagerspraktijken van die lange Hollanders waren dus voor Japanners heel bijzonder om te zien. Japanse werknemers op Dejima smokkelden van die rare gerechten van het eiland af om hun familie ervan te laten proeven. Pas tijdens de Meiji-restauratie van 1867-68, toen Japan ook de vensters naar de buitenwereld opende, werd het verbod op het eten van vlees opgeheven. Hierboven staat een afbeelding van Kawahara Keiga, een Japanse schilder die vanaf 1811 in opdracht van onder andere Blomhoff en Von Siebold allerlei onderwerpen en taferelen vastlegde, en ook botanische schetsen. Het merendeel van zijn werk wordt in Nederland bewaard.
Terug in de ryokan eten we dit keer tegelijk met vier heel zakelijke Japanse zakenmannen die zonder veel conversatie alles naar binnen schuiven en een voor een vertrekken zodra ze uitgegeten zijn. De eerste avond stond er alleen vis op het menu, maar vanavond zijn er ook twee gerechten bij met vlees: lotuswortel met varkensvlees, en gebakken aubergine, tofu, groene paprika en vlees (rechtsboven op het randje van de foto). Mijn pescetarische dochter eet daar beleefd omheen. Andere gerechten zijn koolsalade (midden-voor), sashimi van zalm, en een groene brij waarvan ik nog steeds niet weet wat het is. Linksboven staat het toetje: een kwart appel.
Itadakimasu
Recept voor een schotel met aubergine, varkensvlees, tofu en paprika (voor vier kleine Japanse porties of twee Europese) – Maak een sausje van 1/2 deciliter miso en evenveel water, en 1 eetlepel elk van suiker, sake en mirin. Snijd 150 gram dungesneden varkensfiletlapjes in repen. Snijd ook een groene paprika in repen. Snijd van een kleine aubergine in de lengte wat repen van de schil af, zodat je bij het in plakken snijden een decoratieve rand hebt. Die plakken zijn dik, zo’n 3/4 centimeter. Bestrooi die met zout, dep ze na een kwartier goed droog. Leg een half blok tofu tussen keukenpapier, en zet er een plankje op met een glas water. Door de lichte druk wordt de tofu wat steviger. Snijd in dobbelstenen. Haal de aubergineplakjes en tofublokjes door aardappelzetmeel. Verhit een laagje olie tot 170 grC, en frituur achtereenvolgens paprikarepen, aubergineplakjes en tofublokjes, laat ze uitlekken op keukenpapier. Bak het vlees in een klein beetje olie aan, doe het sausje erbij en bak nog een minuutje. Vermeng groenten en tofu met het vlees en serveer warm.
Op de foto slechts een deel van de verpakkingen voor miso in de supermarkt.
Overigens, vanaf dat ik in Japan aankwam had ik last van opgezette enkels en wallen onder mijn ogen, die na terugkeer in Nederland weer snel verdwenen. Overgevoeligheid voor MSG? In ieder geval, ik zie er niet uit op foto’s, maar had er verder weinig last van.
Voor sushirecepten verwijs ik jullie simpelweg naar de sushipagina op mijn website.
Tot morgen!
Pingback: Oranda-jin in Japan, Overzicht | Wel ende edelike spijse
Er zijn ook een hoop Japanners die geen natto lusten, hoor. Dat je persé natto moet kunnen eten om geïntegreerd te zijn in Japan klopt dus niet helemaal… De keuken die te klein is voor lange “Westerlingen”, die is waarschijnlijk alleen te klein voor lange “Nederlanders”! Belgen, Italianen, Spanjaarden en andere Europeanen, een extra lang exemplaar daargelaten, zouden perfect in een Japanse keuken passen; het probleem zit’m voornamelijk in het verschijnsel, dat al sedert de tijd van Deshima (geen Dejima, DeSHima! “shima” betekent schiereiland. Je zegt toch ook niet “Hirojima”?) de Nederlanders niet zozeer door Japanners, maar ook door zichzelf beschouwd worden als hét prototype van de “Westerling”, terwijl dat helemaal niet zo is. Nederlanders waren in de 17e eeuw al zowat de langste mensen van heel Europa, en dat is intussen nog dubbel zo erg geworden. De rest van ons is normaal gebleven, en de gemiddelde Japanner is een stuk gegroeid. Nu steken jullie dus helemààl boven iedereen uit. Hoedanook, dames, sorry voor mijn betwererigheid, ik ben jaloers op jullie. Heb nog veel fun in Japan! (O, en die “groene brij” is waarschijnlijk wakamewier-compote)
Bedankt voor je extra informatie. En je hoeft je helemaal niet te excuseren voor betweterigheid hoor, ik heb er zelf ook last van en dat zal ik meteen demonstreren!
Over Dejima/Deshima: In de Engelse bewegwijzering in Nagasaki staat Dejima. Ook de wikipedia’s hebben het over Dejima. Dat klopt ook, want (en nu hoop ik maar dat de hiragana goed overkomen), Dejima is でじま in hiragana, Hiroshima is ひろしま . Je ziet het verschil: ‘し’ spreek je uit als ‘shi’, maar ‘じ’ als ‘dji’. Die twee streepjes bij dit schriftteken zijn samen één van de twee diacritische tekens die zorgen voor een andere uitspraak, deze heet dakuten (de andere is een rondje, de handakuten, die van de ‘h’ een ‘p’ maakt). De functie van de dakuten is stemloze schrifttekens stemhebbend te maken. shi-dji, so-zo, ta-da, hu-bu enzovoort.