Donderdag 21 maart, Yufuin
Meteen naar het recept
Bij een wat langere stop onderweg kopen we ijs van zwart sesamzaad. Gemengd met melk levert dat ijs met een muisgrijze kleur op. De smaak is nootachtig en niet overheersend. Een andere ‘exotische’ ijssmaak in Japan is groente-theeijs, maar dat zal niet verrassen na de groene-theechocolade. Een seizoensgebonden ijssmaak is sakura, kersebloesemijs.
Yufu Ryotiku is verreweg de meest luxe ryokan waar we logeren. Het heeft acht kamers en vier hete baden (twee binnen en twee buiten). Er zijn in Yufuin meer heetwaterbronnen, en daar komen veel mensen op af. ‘s Middags zijn Eva en ik in zo’n onzen gegaan. Je hangt het bord op bezet, je gaat je eerst goed wassen en afspoelen, en dan zit je een tijdje lekker in dat hete water.
Het avondeten in deze ryokan is heel bijzonder, en werkelijk prachtig gepresenteerd. Ik maak van alle gerechten foto’s, weet vaak niet precies wat het is, maar ik kan jullie wel vertellen dat we iets heerlijks met kersebloesem eten. Verder rauwe kleine inktvisjes, een prachtige gegrilde ‘zwemmende’ vis, en chawan mushi, een zachte, gevulde eiercustard. Omdat Eva geen vlees eet, krijgt zij als voor-voorlaatste gang een donabe (pan) met onder andere kreeft erin, voor mij is er een gietijzeren pan met ‘chicken’. Een doe-het-zelfgerecht, waarvoor in vierkante uitsparing in het tafelblad een gasbrander wordt neergezet. De kreeft en vis van Eva hebben minder behoefte aan hitte, haar donabe staat op een rechaud met een gelbrandertje. Die nabe is overigens al de vijfde gang, als ik het goed heb geteld.
We zijn nu halverwege, en tot nu toe is het een heerlijke reis. Ook Eva geniet ervan en zij maakt gelukkig ook veel nieuwe dingen mee. Ze heeft tijdens haar eerste halfjaar in Nagasaki niet alles gedaan.
Overigens: voor elke bezienswaardigheid die we bezoeken, zijn er meerdere waar we niet heen gaan, want een dag telt maar 24 uur. Zelfs al bekijken we maar een klein deel van Japan, daarvoor zijn twee weken te kort. We maken dus keuzes.
Itadakimasu
De in zout gegrilde vissen (shioyaki) zijn prachtig om te zien, alsof ze zó in tijdens het zwemmen zijn gestold. Een dag later krijgen we reuzelangoest die volgens hetzelfde principe is bereid. Ik denk dat de vis familie is van de spiering, maar dat weet ik niet zeker. Voor deze techniek is vooral magere witvis geschikt, zowel uit rivier als zee, maar ook wat vettere vis kan zo worden bereid. En schaaldieren, zoals je ziet.
Het recept voor shioyaki volgens Shizuo Tsuji in zijn prachtige kookboek Japanese Cooking, a Simple Art – Verse witvis wordt na het schoonmaken gezouten en daarna meteen geroosterd. Vette vis zoals makreel en sardines moeten na het zouten twintig tot dertig minuten op een rek liggen om vocht en vet eruit te trekken, en dan goed worden drooggedept.
De witvis wordt nog vóór het zouten aan spiezen geregen, op zo’n manier dat hij lijkt te zwemmen. Je begint aan de staartkant, en, heel belangrijk: de spies gaat aan dezelfde kant de vis uit als dat hij erin gaat. Zo blijft de kant die boven ligt bij het serveren ongeschonden. De huid wordt hier en daar ingeprikt om te voorkomen dat die barst tijdens het grillen, en staart en vinnen worden stevig in zout gepakt om te voorkomen dat ze verbranden. Je kunt staart en vinnen daarna nog in folie wikkelen.
De visspiezen worden boven een goed gloeiend houtskoolvuur gelegd, en maar één keer gekeerd bij het roosteren. Haal witvissen van het vuur voordat ze helemaal klaar zijn, door de resterende hitte garen de vissen nog na. Bij vette vis (makreel, sardine) moet de vis wel helemaal gaar zijn. Op de foto zie je als garnering ‘blozende gemberscheuten’. Ze worden gemarineerd in rijstazijn met suiker, het deel dat in de marinade staat wordt vanzelf roze na een paar uur. Ik heb het na één hapje laten staan, het was erg knapperig en voor mij te gemberig.
Tot morgen!
Pingback: Oranda-jin in Japan, Overzicht | Wel ende edelike spijse